In het zoeken naar een optimale bijdrage aan goede, betekenisvolle zorg streven we naar duurzame ontwikkeling, over grenzen en domeinen heen. Dat vraagt om transitie:
een fundamentele verandering van de dominante structuur, cultuur en werkwijze in zorg en welzijn (en op het breukvlak daarvan). Transitie-denken is in die zin ‘omdenken’: het doorbreekt vaste patronen en gebaande paden en stelt vanzelfsprekendheden ter discussie. Het gaat om een fundamentele verandering in denken en handelen, waarbij inhoud en proces hand in hand gaan. In dat vernieuwingsproces is de transitie-aanpak niet gericht op controleren en beheersen, maar op het creëren van ruimte voor nieuwe leerervaringen, nieuwe rollen en werkwijzen, nieuwe partijen en sectoren.
En voor een nieuwe mindset: van aanbodgericht naar mensgericht, van maakbaarheid naar kwetsbaarheid, van behoudend en risicomijdend naar innovatief en ondernemend.
Accant plaatst zich in de traditie van Presentie, in manier van kijken en manier van werken.
We delen het streven naar menslievende zorg in een samenleving die een gastvrij welkom biedt aan een ieder, zonder uitzondering. We bouwen voort op het gedachtegoed van presentie en dragen er op onze beurt aan bij. Onze speciale aandacht gaat daarbij uit naar het ondersteunen van de meest kwetsbaren in hun deelname aan de maatschappij.
Meedoen en erbij blijven, daarmee zijn hulpvrager én maatschappij het best gediend.
De presentiebenadering is een werkwijze die fundamenteel verschilt van de huidige praktijk in zorg en welzijn. In de presentie-praktijk staan menswaardigheid en wederkerige relaties centraal, met als startpunt het aansluiten en afstemmen op de leefwereld van de mensen die zorg behoeven.
Prof. Dr. Andries Baart beschrijft de presentiepraktijk als volgt: ‘Een praktijk waarbij de hulpgever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij de ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en die in aansluiting daarbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie hij/zij daarbij voor de ander kan zijn. Wat gedaan kan worden, wordt dan ook gedaan. Een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan worden met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap, met praktische wijsheid en liefdevolle trouw.’
Als je de ander niet kent, kun je niets voor hem betekenen. De ander écht leren kennen begint bij het maken van de ruimte waarin die ander zich ook kan laten zien, in zijn eigen taal, op zijn eigen manier, in zijn eigen leef- en belevingswereld.
Vanuit de relatie kun je leren wat er gedaan en soms ook gelaten moet worden. Dat vereist open doelen, een open agenda, een open benadering en een reflectieve sturing.